de fenomenologie

Goethe kennen we misschien als schrijver van grote literaire werken zoals Faust en het Lijden van de jonge Werther. Maar hij wijdde zich ook aan het bestuderen van planten en gesteenten, van licht en van kleuren. 

Dit leidde tot geschriften zoals Metamorfose van de plant (1799), Over het graniet (1784) en de Kleurenleer (1810). Op basis van zijn werkwijze is de goetheanistische fenomenologie ontstaan.

Goetheanistische fenomenologie

    De methode die Goethe hanteert begint bij waarneming met de zintuigen. Via de zintuigen maken wij verbinding met de omgeving. Je zult merken dat het doen van waarnemingen geen straf is. Iedereen die het gedrag van een klein kind of van een vogeltje een tijdje gevolgd heeft zal weten dat je er soms niet lang genoeg naar kunt kijken. Het is een plezier om dit waar te nemen. Ditzelfde plezier ontstaat ook bij het intensief waarnemen van een scheikundige reactie of van een natuurkundige proef.


    De verbinding via de zintuigen alleen geeft nog geen inzicht. Daarvoor schakelen we ook onze herinnering en ons denken in. Door de observaties in de herinnering opnieuw op te bouwen en innerlijk in beweging te brengen, intensiveren we de band met het object. Zo kunnen we bijvoorbeeld de stadia van het groeiproces van een plant eerst observeren en daarna innerlijk tot een doorgaande reeks verbinden. Door deze manier van waarnemen en verbinden met het object, creëren wij de mogelijkheid dat het object voor ons gaat spreken. Iets karakteristieks van het object wordt ons duidelijk. Verder wordt duidelijk dat niets op zichzelf staat en dat alles een relatie heeft met zijn omgeving.


    In eerste instantie kan het ‘typische’ of het karakteristieke nog globaal zijn, maar wanneer we meermaals het karakteristieke ‘checken’ met de waarnemingen, kan het beeld scherper worden en zijn we steeds beter in staat de vinger leggen op de essentie van het betreffende fenomeen.


    Belangrijk bij de fenomenologische methode is dat we het oordeel zoveel mogelijk terughouden. Vul het beeld dat ontstaat niet aan met eigen meningen of theorieën, maar laat het beeld geheel ontstaan uit de waarnemingen zelf.

    In de fenomenen ga je ook beelden uit andere gebieden herkennen. Een neerslagreactie in de scheikunde zou je een winterproces kunnen noemen. In beide gevallen zijn het processen die zich teruggetrokken hebben en tot rust gekomen zijn. Vaste vormen worden zichtbaar; de kale takken en twijgen bij de bomen, de geometrische vormen bij de kristallen.

    Het verbrandingsproces zou je een zomerproces kunnen noemen. In de warme en lichte tijd van het jaar komt de weelderige plantengroei tot een hoogtepunt met haar stralende kleuren en heerlijke geuren. Het vuur is een soort opbloeien van het hout, waarbij warmte, licht en geuren vrijkomen. Waar bij de kristallisatie het proces naar binnen gekeerd is, is het verbrandingsproces juist naar buiten gericht, schenkend, opofferend. 

    Op deze manier doordringen verschillende waarnemingsgebieden elkaar en ga je de wereld beleven als één groot samenhangend geheel waarvan je zelf deel uitmaakt. Dit besef kan gevoeld worden als een opstandingsproces dat vergelijkbaar is met een kind dat voor het eerst gaat staan en hierdoor van top tot teen vervuld is van grote vreugde.

 

 

    Deze fenomenologie maakt de onderzoeker participant van het kennisproces. Het samenhangend inzicht spreekt je aan op je verantwoordelijkheidsgevoel voor de wereld. Je beseft dat je niet tegenover de wereld staat, maar er volledig deel van uit maakt. Er ontstaat eerder de neiging om de wereld van inzicht te beheren, dan vanuit kennis te beheersen.

 

Antoon van Hooft

Scroll naar boven